|
Afmaakopdracht
c.a. 1995
“Ze maken de spelfouten nu al levensgroot,”zei de man, naar de overkant wijzend. Bart richtte zijn blik op het bord, maar kon niet bedenken wat er fout was aan: “Vloeken is aangeleerd. Wordt geen naprater.” Wel zag hij dat er iets op geplakt was, nogal slordig. Een stuk papier, een proefwerkblaadje? Toen kwam de binnenkomende trein net voor hem tot stilstand en verdween de felle reclame achter de geel-blauwe Intercity.
Laat in de middag stopte zijn trein net bij het bewuste bord. Bart kon de neiging niet weerstaan. Hij deed twee stappen naar het blaadje en stond als aan het perron genageld. “Jongen uit B. Ik heet Angelie. Zie ik je weer in E? (16/5)”
“Waarom op deze manier?” dacht Bart. Hij wist wie Angelie was. Haar zou hij nooit vergeten. Hij wist ook waar E was, dat wist hij zelfs heel goed. Hij wreef nog eens over zijn hoofd en plotseling was hij weer terug in de coupe, vandaag precies een week geleden. Het was een mooie dag geweest, heel zonnig en lekker warm. Hij was op weg naar huis geweest en plotseling zat zij in zijn coupe… Nee hij wilde er niet meer aan denken, hij moest nu naar huis. Hij stak zijn hand uit en trok het papiertje van het bord af. “Dat hoeft niemand anders te lezen,” was zijn mening.
’s Avonds in bed dacht hij weer terug aan die paar uur in de trein, die paar uur waarin hij het vreemdste, gekste en liefste meisje van de hele wereld leerde kennen…
“Hallo, mag ik erbij komen zitten?” Bart schrok op uit het boek dat hij aan het lezen was en zat als aan zijn stoel vastgenageld. Er stond een meisje in de deuropening van de coupe. En wat voor een meisje! Ze had git zwart haar en hemels blauwe ogen, onder die ogen die hem vragend aankeken zag hij haar mond, waar een spottend lachje omheen lag.
“Nou, mag ik?” vroeg ze nog een keer. “Ja, natuurlijk.” Bart was verbaasd dat hij zijn stem nog had. “Ik heet Bart en jij?”Ze lachte en ging zitten, “Ik heet Angelie.”.
Nadat de eerste woorden gezegd waren hadden ze honderd uit gekletst. Ze hadden over Bart gepraat en over haar. Het was zo gezellig geweest dat Bart bijna bij zijn stations vergat uit te stappen.
Het was puur toeval dat Angelie op hetzelfde station moest zijn. Het was ook puur toeval dat haar vader haar stond op te wachten en dat had hij geweten. Een jaloers kreng was het. Toen hij zijn dochter samen met een jongen de trein uit zag komen werd het hem zwart voor de ogen. Nog nooit had Bart zo’n pak rammel gehad, nee hij wilde niets meer met haar of haar vader te maken hebben.
Hij stond op van zijn bed en liep naar zijn broek die hij over een stoel had gehangen, hij voelde in de broekzak naar het briefje, vond het, pakte zijn aansteker en stak het in brand. Hij bleef er naar kijken terwijl het in as veranderde, het voelde wel goed. Nooit wilde hij haar meer zien, maar toch, hij zou haar nooit kunnen vergeten. Zonder dat hij het merkte ging zijn hand omhoog en aaide over de nog gevoelige bult op zijn voorhoofd.
Gegeven: eerste alinea (cursief)
Opmerking docent: verrassend |